Indringend EU-debat over noodzaak chemische veiligheidsregels
Alle beelden op deze pagina zijn AI gegenereerd
Er is een cruciale wedstrijd gaande voor de toekomst van Europa, een wedstrijd die bepaalt hoeveel ruimte er moet worden gegeven aan innovatie, hoeveel aan de bescherming van gezondheid en milieu, en hoeveel aan industrieel concurrentievermogen. Een evenwicht dat fragieler leek dan ooit in Brussel, op het hoofdkwartier van het Europees Parlement, toen op 14 oktober een debat werd georganiseerd door de Fractie Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) tussen ECHA – het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen – de Europese Commissie en vertegenwoordigers van de industrie, getiteld ‘Regelgeving, Veiligheid en Concurrentievermogen: De rol van ECHA in de Europese industrie en het milieu’.
Technische scheidsrechter in politiek veld
‘ECHA is geen wetgever, maar een centrum van wetenschappelijke expertise’, maakte uitvoerend directeur van het agentschap Sharon McGuinness, vanaf het begin duidelijk. ‘Het is de taak van het agentschap om de Europese regels voor chemische stoffen te handhaven en ervoor te zorgen dat elk product dat op de markt wordt gebracht, op een veilige manier wordt beoordeeld en beheerd. We willen afdwingbare, op wetenschap gebaseerde en voorspelbare wetten. We hebben geen méér regels nodig, we hebben betere regels nodig’, benadrukte ze. Vervolgens zinspeelde ze op een paradigmaverschuiving: meer transparantie, meer digitalisering en risicobeoordeling met integratie van nieuwe tools voor kunstmatige intelligentie. Het doel moet zijn om te vereenvoudigen zonder te verzwakken: ‘Vereenvoudiging betekent niet dat de bescherming wordt ingeperkt, maar dat het systeem effectiever wordt voor burgers en bedrijven.’
Bescherming, maar geen verlamming
De REACH-verordening (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van Chemische stoffen) vormt de ruggengraat van het Europese chemische beleid. Producenten en importeurs van chemische stoffen moeten deze registreren en hun veiligheid aantonen. De verordening wordt wereldwijd als een model beschouwd, maar is ook een doolhof voor bedrijven. Zozeer zelfs dat de Europese Commissie heeft ingegrepen door de publicatie van de voorgestelde ingrijpende wijzigingen te vervroegen om de handhaving te vereenvoudigen, te moderniseren en te versterken.
Dilemma
Europarlementariër Petro Fiocchi (ECR), contactpersoon van het Europees Parlement bij ECHA en gastheer van de bijeenkomst, waarschuwde nadrukkelijk: ‘Vereenvoudiging mag niet betekenen dat er meer verboden worden. We moeten de regels begrijpelijker maken en ervoor zorgen dat degenen die zich eraan houden, niet worden gestraft.’ Fiocchi onderstreepte vervolgens een reëel risico: ‘Als we een stof in Europa verbieden, maar vervolgens producten importeren die deze stof bevatten, verplaatsen we alleen maar de vervuiling, niet de vermindering ervan.’
Het gevaar van doorschietende regelgeving
Aan de industriële kant erkende de president van Federchimica, Francesco Buzzella, de waarde van de REACH-verordening. Maar hij hekelde de toenemende administratieve impact: ‘De complexiteit van het systeem verschuift middelen van onderzoek naar bureaucratie. Het midden- en kleinbedrijf wordt het zwaarst getroffen: we moeten de last verlichten en serieuze economische impactanalyses invoeren.’ Buzzella benadrukte één principe: risico’s moeten in hun context worden beoordeeld, niet in abstracto. Met andere woorden: ‘we hebben een aanpak nodig die gebaseerd is op reële risico’s, niet alleen op potentiële gevaren.’
McGuinness reageerde door te benadrukken dat ook voor ECHA ‘de kwaliteit van dossiers een topprioriteit is: te veel registraties blijven onvolledig of inconsistent. Daarom dringt het Agentschap aan op het principe van ‘één stof, één beoordeling’, d.w.z. één beoordeling voor elke stof, gedeeld door alle autoriteiten, om duplicatie en tijd te verminderen.
Tekst loopt door onder het beeld!
De gemeenschappelijke taal van risico
De tweede pijler van de Europese chemische regelgeving is de CLP-verordening (Classificatie, Etikettering en Verpakking). Deze verordening bepaalt hoe gevaarlijke stoffen moeten worden geclassificeerd en hoe hun risico’s moeten worden gecommuniceerd via gestandaardiseerde etiketten en symbolen. Deze verordening zorgt ervoor dat giftige, ontvlambare of kankerverwekkende stoffen in alle Europese landen gelijk worden erkend. Momenteel vinden er evaluaties plaats om de classificatie van enkele veelvoorkomende stoffen, zoals ethanol, lithium en talk, te wijzigen, met de mogelijkheid om ze op te nemen in de lijst van kankerverwekkende of mutagene stoffen. De gevolgen – zo leggen sommige sprekers uit – kunnen echter veel verder reiken dan de chemische sector en niet alleen gevoelige sectoren zoals de gezondheidszorg en cosmetica treffen, maar ook de farmaceutische industrie, hygiëneproducten en talloze Europese productieketens.
CLP-verordening onmisbaar voor interne markt
Hans Ingels, hoofd van de eenheid DG GROW – Bio-economie, Chemicaliën en Cosmetica, noemde de CLP-verordening ‘een gigantische tekst, maar onmisbaar voor de interne markt’. Maar hij verwees ook naar een pakket ‘concrete vereenvoudigingen’ om kosten en tijd te besparen door de introductie van duidelijkere criteria en nieuwe gevarenklassen, zoals hormoonontregelaars of stoffen die persistent zijn in het milieu.
Middelen en planning nodig
Aan de operationele kant legde directeur Gevarenbeoordeling ECHA Mike Rasenberg uit hoe een geharmoniseerde classificatie tot stand komt: ‘Elk voorstel gaat door een onafhankelijk wetenschappelijk comité (RAC), dat het bewijsmateriaal evalueert en een publieke opinie formuleert. Het is wetenschap binnen een wettelijk kader.’ Het risico, gaf hij toe, is dat de enorme werklast de classificatie tot een knelpunt maakt. Er zijn middelen en planning nodig.’
Samenwerking tussen bedrijven en autoriteiten vereist
Raffaella Perrone, directeur van het Bureau voor Biociden en Cosmetica van het Ministerie van Volksgezondheid, bracht de Italiaanse ervaring in de evaluatie van biociden in. Met een specifieke focus op ethanol: ‘Het proces bestaat uit twee niveaus: eerst wordt de werkzame stof beoordeeld, daarna het eindproduct. We volgen de OESO-normen en zorgen ervoor dat de dossiers robuust, transparant en traceerbaar zijn.’ Een aanpak die, zo herinnerde ze zich, ‘de toeleveringsketen veiliger maakt, maar samenwerking tussen bedrijven en nationale autoriteiten vereist’.
De meest controversiële zaak
Het meest verhitte moment in het debat was PFAS, de perfluoralkylstoffen die bekend staan om hun water-, hitte- en afbraakbestendigheid. Ze zijn overal te vinden, van microchips tot medische hulpmiddelen, van antiaanbaklagen tot technisch textiel. Juist omdat ze niet afbreekbaar zijn, hopen PFAS zich op in het milieu en in het menselijk lichaam, waardoor ze de bijnaam ‘eeuwige stoffen’ krijgen. Het proces dat tot een beperking ervan zou kunnen leiden, ging officieel van start op 13 januari 2023, toen Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen en Zweden een gezamenlijk voorstel voor een beperking indienden bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen.
Tekst loopt door onder het beeld!
Technische beoordelingen gaande
Sinds maart 2023 zijn de technische beoordelingen van de twee wetenschappelijke comités van ECHA, het RAC (Comité voor Risicobeoordeling) en het SEAC (Comité voor Sociaaleconomische Analyse), gaande. Beide comités onderzoeken de 14 gebieden die in het oorspronkelijke voorstel voor PFAS-beperking werden beoogd, in detail en analyseren de gevolgen ervan voor het milieu, de gezondheid en de economie. De openbare raadpleging heeft acht extra toepassingsgebieden aan het licht gebracht, maar deze zullen niet specifiek worden onderzocht om te voldoen aan de deadline van de Europese Commissie van eind 2026, wanneer alle beoordelingen moeten zijn afgerond. Het RAC en het SEAC zijn van plan hun analyses tegen het einde van het jaar af te ronden, met inbegrip van transversale aspecten zoals de PFAS-productie en kwesties die de verschillende sectoren gemeen hebben.
Publicatie bijgewerkte versie
Op 20 augustus werd een bijgewerkte versie van het voorstel gepubliceerd, die een flexibelere aanpak introduceert dan een totaalverbod: enkele permanente afwijkingen voor gebieden die als essentieel worden beschouwd en tijdelijke afwijkingen met periodieke herziening voor gebieden waar technische alternatieven bestaan. Pas nadat het RAC en het SEAC hun definitieve standpunten hebben geformuleerd, kan de Europese Commissie het definitieve voorstel indienen. Dit voorstel wordt vervolgens besproken en in stemming gebracht door het REACH-comité.
De vraag om wetenschappelijke precisie
Tommaso Dragani, CEO van Aspedia en voormalig directeur van de onderzoeksafdeling Genetische Epidemiologie en Farmacogenomica van de IRCCS National Cancer Institute Foundation in Milaan, benadrukte dat ‘PFAS geen enkele stof zijn, maar een familie van meer dan 12.000 verbindingen.’ Toch behandelt de voorgestelde beperking ze als één geheel. ‘Dit is een wetenschappelijke fout’, betoogde hij, ‘omdat sommige PFAS onmiddellijk verboden moeten worden, maar andere – zoals fluorpolymeren die in de geneeskunde of energie worden gebruikt – niet biologisch beschikbaar zijn en veilig kunnen worden beheerd.’ Dragani pleitte daarom voor een verbod op “dispersieve” toepassingen, zoals in cosmetica of verpakkingen, en voor investeringen in biologische saneringstechnieken: ‘Een totaalverbod is niet nodig: we hebben wetenschappelijke precisie nodig.’
Het bezwaar tegen algeheel verbod
Vanuit de industriële hoek bracht Jonathan Crozier, hoofd Chemicaliënbeleid & Milieubeleid bij BASF – een van ’s werelds grootste chemische bedrijven, gevestigd in Duitsland – een concreet geval onder de aandacht: ‘Onze locatie in Ludwigshafen is een stad in een stad: tien vierkante kilometer, 200 fabrieken, 34.000 werknemers. Zelfs degenen die geen PFAS produceren, hebben ze nodig: ze zijn nodig voor leidingen, pakkingen en membranen.’ Volgens Crozier zou een algeheel verbod de veiligheid van fabrieken en hele waardeketens, van farmaceutica tot lucht- en ruimtevaart, in gevaar brengen.
Erkenning van de complexiteit
De Europese Commissie, vertegenwoordigd door Paul Speight, hoofd van de eenheid DG ENV – Veilige en Duurzame Chemicaliën, erkende de complexiteit van de kwestie: ‘PFAS-verontreiniging is wijdverbreid en zorgwekkend. Maar niet alle toepassingen zijn gelijk. We hebben intelligente regelgeving nodig die onderscheid kan maken tussen essentieel gebruik en misbruik.’ Speight voorzag dat Brussel streeft naar een beperking per gebruik, niet naar een willekeurig verbod: ‘Gezondheid beschermen zonder innovatie te stoppen is de juiste richting.’
Opbouwen van vertrouwen essentieel
Jessica Rosewall trok aan de touwtjes van het debat. De Europees Commissaris voor Milieu benadrukte dat er geen tegenstelling is tussen bescherming, innovatie en industrie als we vertrouwen kunnen opbouwen, en dat de EU ‘vaker en luider’ over chemie moet praten, omdat dáár de groene en technologische transitie op het spel staat: ‘Zonder veilige chemie is er geen duurzame economie.’
Alle sprekers zeiden immers hetzelfde, zij het in andere woorden: Europa moet leren beschermen zonder de productie op te geven. Zoals McGuinness het samenvatte: ‘De uitdaging ligt niet tussen gezondheid en industrie, maar tussen visies: willen we een Europa dat oplegt of een Europa dat leidt?’.
Bron: 24 Europe
Lees ook: Commissie beperkt gebruik van ‘eeuwige chemicaliën’ in blusschuim
Voorbehoud
Deze informatie is met de grootst mogelijke zorg samengesteld, in sommige gevallen uit verschillende informatiebronnen. (Interpretatie)fouten zijn niet uitgesloten. Er kan dus geen enkele wettelijke verplichting aan deze tekst worden ontleent. Iedereen die met dit onderwerp te maken krijgt, heeft zelf de verantwoordelijkheid om zich in de materie te verdiepen!
